D'r ziën vuul alde hore mer maar eine alde Busjop

2024 50! x Pasen
 

De eeuwenlange twisten rond het begin van Pasen

Binnenkort is het Eerste Paasdag - maar waarom juist op 21 april? Omdat Pasen valt op de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente. Een dergelijk antwoord verlegt het probleem natuurlijk: waarom is Pasen zo ingewikkeld geregeld? Hoe kan een gewoon mens nu weten wanneer de eerste volle maan na het begin van de lente valt? In dit artikel eindelijk alles wat u altijd al over Pasen had willen weten maar nooit dorst te vragen.


Quartodecimanen, montanisten en proto-paschieten

Met het paasfeest vieren christenen de opstanding van Jezus na Zijn kruisiging. Het feest heeft echter wortels die dieper liggen. Immers, volgens de evangelisten vierden Jezus en Zijn discipelen ook al het paasfeest: "Gij weet dat het over twee dagen paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon des mensen overgeleverd om 'gekruisigd te worden," zo laat Mattheüs (26:1) Jezus zeggen. Samen met Zijn discipelen eet Hij volgens joodse traditie het paaslam en het ongezuurde brood. De joden uiten daarmee hun dankbaarheid jegens God - voor de bevrijding uit Egypte, de tocht door de woestijn en de aankomst in het beloofde land.

Het christelijke paasfeest heeft dezelfde betekenis, maar de viering is langzamerhand geconcentreerd rond de persoon van Jezus, die moet worden gezien, aldus Paulus in zijn eerste brief aan de Korinthiers, als het nieuwe paaslam (5:7). Het joodse paasfeest begint op de eerste volle maan van de lente. Men moet dus weten wanneer het volle maan is, en wanneer het lente is. De fasen van de maan zijn betrekkelijk eenvoudig te zien en vooruit te berekenen, maar om te weten wanneer een nieuw seizoen begint, moet de tel worden bijgehouden: een kalender is noodzakelijk. De joden namen hun kalender over van de Babyloniers, een kalender die zich baseert op de maan in plaats van, zoals de onze, op de zon. Door steeds zeven jaren van dertien maanden en dan negen van twaalf te nemen, blijven de maan en de seizoenen in de pas en het paasfeest begint altijd op de avond van de veertiende van de maand nisan.

Quartodecimanen

Dat gebruik namen de eerste christenen over. Maar het christelijk paasfeest moet niet alleen rekening houden met maan en lente, maar ook met de zondag. De evangelisten berichten immers dat de kruisiging van de Heer plaatsgreep op de dag van de bereiding van het paaslam -dat is een vrijdag - en dat de opstanding "op de eerste dag der week" (Joh. 20:1) was, dus op een zondag. Vandaar dat zondag de gewijde dag is in het christelijk geloof.

De eerste christenen kregen echter al snel ruzie - en die liep hoog op. De verschillende christen-gemeenten die waren ontstaan rond de Middellandse Zee hadden elk hun eigen opvatting over de juiste paasdatum. In Klein-Azie en Syrie vierden de christenen het paasfeest gelijk met de joden, dus op 14 nisan. Deze mensen heetten dan ook de quarto-decimanen, de "veertiende-dagers", en zij werden al snel als ketters beschouwd. Ook was er een kleine groep die Pasen op de eerste zondag na 5 april vierde, de montanisten. Dan was er nog de wijdverbreide opvatting dat Pasen moest vallen op de zondag na het joodse paasfeest; omdat het feest daardoor ook nog voor het begin van de lente bleek te kunnen vallen, werden de aanhangers van deze stroming de proto-paschieten genoemd.


De Paaskalender

En ten slotte was er een machtige groep die meende dat het paasfeest moest worden gevierd op de zondag na volle maan en na het lentebegin. Aan een vaste paasdatum dacht niemand. De twisten liepen zo hoog op dat de hoogste instanties zich ermee moesten gaan bemoeien. In 325 liet de machtige Romeinse keizer Constantijn de Grote bijna driehonderd bisschoppen bijeenkomen in Nicaea (het tegenwoordige Iznik, in Noord-Turkije) om over een andere kwestie te beslissen, namelijk over de verhouding tussen God en Zoon. Moest de nadruk vallen op het goddelijk-zijn of op het geschapen-zijn van Jezus? In het keizerrijk was over deze vraag grote opschudding ontstaan, en dat kwam Constantijn slecht uit. Vandaar dat hij het Conicilie tot een uitspraak dwong (het werd goddelijk-zijn, zoals blijkt uit het Credo). Daarna beslisten de bisschoppen ook nog over de paasdatum, en het werd de zondag na de lente-vollemaan.


Volle Maan

De eerste grote ruzie binnen de christelijke kerk was bijgelegd, maar de problemen waren daarmee niet opgelost. De volgende vraag was natuurlijk, hoe het begin van de lente moest worden vastgesteld en wanneer het precies volle maan was. Maar een volle maan pal voor middernacht kon een week verschil in paasdatum maken, en een volle maan nog net voor het begin van de lente in plaats van erna kon zelfs een maand schelen. En in Rome is het eerder volle maan dan in Constantinopel. Hoewel de paus toen al in Rome zat, ging hij meestal mee met de beslissingen die men in Constantinopel nam. Duidelijk was dat waarnemingen onvoldoende eenstemmigheid konden brengen. Men ging over op cijferwerk, en Dionysius Exiguus, de archivaris van paus Hormisdas, kreeg in het jaar 526 opdracht een paaskalender te maken. Hij deed zijn werk zo goed dat zijn tijdrekening meer dan duizend jaren standhield.

pe kalender van Julius Caesar, zo stelde Dionysius, vormt de basis van het kerkelijk jaar -het jaar heeft twaalf maanden van wisselende lengte en eens in de vier jaar is er een schrikkeljaar. Het begin van de lente valt op 21 maart. De maan wordt geacht in perioden van negentien jaren te lopen: steeds na negentien jaar valt nieuwe maan op dezelfde dagen.

De volle maan die voor Pasen van belang is, kan nu op of na het begin van de lente vallen, maar paaszondag moet beslist rui die volle maan zijn. Met andere woorden, als de volle maan op een zondag valt, is het de week daarna pas Pasen. De vroegste paasdatum wordt zo 22 maart, de laatste 25 april. Het genie van Dionysius was, dat hij een rekenmethode vond die in de Juliaanse kalender vrijwel dezelfde uitkomsten gaf als de Alexandrijnse kalender en de joodse maankalender. Het enige dispuut dat nog kon ontstaan was over de laatst mogelijke paasdatum: die was volgens de Alexandrijnse methode 24 apriI. Dionysius' methode vond overal betrekkelijk snel ingang, hier in het westen vooral door de werken van de Engelse monnik Beda de Eerbiedwaardige (672-735).


Maansverduistering

De aanpassingen van de Gregorius maakten de berekening van de paasdatum echter nog moeilijker dan zij al was. Door de uitvallende schrikkeljaren is er geen simpelverband meer tussen gulden getal en epacta, en door de acht extra maan-dagen per twee en een halve eeuw zijn verdere aanpassingen nodig. Bovendien moest Christophorus Clavius, die van Gregorius de opdracht tot de kalenderhervorming had gekregen, rekening houden met : de geschiedenis. De nieuwe berekening van de paasdatum , mocht niet te veel afwijken van de oude, want dan zou hij de reputatie van de vroegere wijsgeren in twijfel trekken. Hij hield dus vast aan de negentien- jaarscyclus voor de maan (dus aan de berekening van het gulden getal) en aan de grenzen van de vroegste en laatste paas. Daaraan paste hij de rest van het systeem aan.

Clavius meldt nog dat een vaste dag voor Pasen wel is overwogen door de pauselijke commissie, maar dat zij daarvan heeft afgezien omdat, het een te grote breuk met het verleden zou betekenen. Clavius' paasmaan is een andere dan de echte maan. Op Eerste Paasdag 1903 was het verschil wel heel duidelijk: toen was er in Europa een maansverduistering. Maar Clavius waszelf astronoom, en hij wist heel goed dat dergelijke zaken zich konden voordoen. Hij vergeleek de astronomische en de kerkelijke maan uitgebreid, en hij voorzag meteen in het probleem van de bewoners van het recent ontdekte zuidelijk halfrond: die moesten zich houden aan de lente van het noordelijk halfrond, waar Jezus immers had geleefd.


Formules
De regels van Clavius voorzien in alle mogelijke gevallen met de minst mogelijke moeite. Hoe ingewikkeld zijn berekeningen toch nog zijn, blijkt wel uit de berekening die wij straks gaan geven en uit het feit dat pas in 1800 de wiskundige Gauss erin slaagde de berekeningen terug te brengen tot enkele formules - maar hij maakte toch nog een fout: hij hield geen rekening met de maan-correctie zodat bij voorbeeld zijn paasdatum voor het jaar 4200 uitkomt op 13 april in plaats van 20 april. In 1876 publiceerde het Britse wetenschappelijke tijdschrift Nature de eerste berekeningsmethode die altijd correct is en met alle subtiliteiten rekening houdt. Sindsdien zijh er meer formules verschenen, die de berekeningen nog wat vereenvoudigen.

Computistiek
De Dionysische kalender was mooi, maar verre van eenvoudig. In de Middeleeuwen kon bijna niemand verder dan tien tellen: men kende de 0 nog niet en moest werken met Romeinse cijfers. De meeste berekeningen deed men op de vingers. De computistiek, het bepalen van de paasdatum, was veruit het moeilijkste vak op de kloosterscholen, en er zijn zelfs aanwijzingen dat de computistiek de enige echt belangrijke toepassing van de rekenkunde was in de Middeleeuwen.
Twaalf maan-maanden tellen 354 dagen en een jaar 365 dagen. Als het in een gegeven jaar op 1 januari nieuwe maan is, dan is de maan op de eerste dag van het volgende jaar 11 dagenoud, het jaar daarop 22 dagen, dan 3 (33 min de maancyclus van 30 dagen), dan 14 enzovoorts. We hoeven alleen maar te weten in welk jaar het inderdaad op 1 januari nieuwe maan is, en we kunnen de paas-vollemaan berekenen. Dankzij het Concilie van Nicaea moeten we echter ook nog weten welke dag zondag zal zijn. Doordat 52 weken 364 dagen hebben en het jaar 365, schuift de eerste zondag van januari steeds een dag naar achteren. In schrikkeljaren gaat het met twee tegelijk. ("Schrikkelen" betekent "overslaan”: er wordt een stap in de zondagscyclus overgeslagen.) We hoeven slechts te weten in welk jaar 1 januari op een zondag viel en we kunnen weer verder tellen. De schijngestalten van de maan lopen zoals gezegd in een cyclus van negentien jaar. Als het jaartal deelbaar is door 19, is het 1 januari nieuwe maan. De ouderdom van de maan - de epacta - is nu eenvoudig te vinden. Deel eerst het jaartal door 19, neem de rest van die deling en tel daarbij 1 op. Het getal dat u nu heeft, heet sinds de dertiende eeuw het gulden getal. Bij een guIden getal van 1 hoort een epacta van 11, bij 2 hoort 22, enzovoorts. De eerste zondag van het jaar vond men met een soortgelijk sommetje, want die had in Dionysius' kalender een cyclus van 28 jaren. Bij een jaartal deelbaar door 28 was 3 januari een zondag. Rekening houdend met schrikkeljaren kon men verder rekenen, maar dat is nog vrij ingewikkeld. Dat zullen we dus maar niet doen, te meer omdat het hele systeem in 1582 in de war werd gegooid door de kalenderhervormingen van paus Gregorius XIII. 

De computistiek, het bepalen van de Paasdatum, was in de middeleeuwen veruit het moeilijkste vak op de kloosterscholen

 

Vasten en feesten

De Juliaanse kalender telt voor een jaar 365,25 dagen, terwijl hij in werkelijkheid 365,2422 dagen is – dat is dus de tijd tussen twee lentebeginnen. Het verschil lijkt klein, maar in de loop van honderden jaren begon de kalender flink uit de pas te lopen. In het jaar 1581 bij voorbeeld kwam de zon al op 11 maart exact in het oosten op en was de lente begonnen. Nog duidelijker was dat de maan was gaan "verlopen": de echte volle maan liep vier dagen voor op de berekeningen. Vlammende geschriften zijn door kerkvaders geschreven over deze kwestie; men kon immers aan de volle maan duidelijk zien dat men vastte terwijl men moest feesten. Paus Gregorius pakte het probleem radicaal aan. Hij sloeg gewoon tien dagen over en op donderdag 4 oktober volgde vrijdag 15 oktober. Hij koos deze data omdat ze in het kerkelijk jaar het minst belangrijk waren - enkele heiligen kregen immers hun dag door de neus geboord.

De dagen van de volle maan gingen zeven dagen vooruit in het nieuwe systeem, dat is dus drie dagen volgens het oude. Er wordt gezegd dat de paus opzettelijk een dag verschil hield om nog beter te voorkomen dat het christe1ijke en het joodse paasfeest op dezelfde dag konden vallen - aan godsdienstrellen had hij geen behoefte - maar tegenwoordig twijfelt men aan die lezing. Een eenvoudige ingreep zorgde dat het kalenderjaar bijna zo lang was als het echte jaar. Drie op de vierhonderd jaren zou geen schrikkeljaar zijn ook al is het jaartal deelbaar door vier (alleen de eeuwjaren deelbaar door 400 schrikkelen) en acht keer per 2500 jaar moest de datum van volle maan een dag opschuiven.

5.700.000 jaar

De paasdatum rekent met zo veel getallen, dat het 5,7 miljoen jaar duurt voordat de cyclus zich herhaalt. Pas in het jaar 5701582beginnen we weer waar Gregorius in 1582 begon. De vroegste datum voor Pasen is nog steeds 22 maart. Dan moet er een epacta zijn van 23, zodat de volle maan valt op 21 maart, en een zondagsletter D. Dit gebeurt pas weer in 2285. De eerstvolgende late paas is 25 april 2038, de vorige was in 1943. De nieuwe tijdrekening vond na 1582 niet onmiddellijk overal ingang. In katholieke landen ging het vlot, maar elders belette het anti-papisme de snelle invoering van Clavius' meesterwerk. In Zeeland en Holland werd de Gregoriaanse kalender meteen overgenomen, maar in Drente duurde het tot 1701. Groot-Brittannie sloeg pas in september 1752 elf dagen over (elf omdat 1700 in de ene kalender wel en in de andere niet een schrikkeljaar was), en de legende wi! dat rumoerig volk de straat opging met leuzen als "Geef ons onze dagen terug". De laatste Europese landen die meededen aan de Gregoriaanse kalender waren Rusland in 1917, Griekenland in 1924 en Turkije in 1927. En Griekenland heeft eigenlijk nog steeds geen echte Gregoriaanse kalender: in plaats van een op vier schrikkeljaren hebben zij twee op negen. Vanaf 2800 gaan de Grieken met de Gregorianen uit de pas lopen.

(Dit briljante artikel werd geschreven door Hans van Maanen en gepubliceerd in het Haarlems Dagblad van 2 april 1988)